Skiednis

Skiednis

Recent ontwikkelde zich een correspondentie met iemand die o.a. bij onze gemeente naar zijn familiegeschiedenis speurde: voorouders die bij ons ‘kosterden’. Hij merkte terecht een fout op in onze jaartallen: de Vermaning is niet gebouwd in 1890, maar in 1790 (nadagen van W.A. Mozart en aanloop van de Bataafse roerselen).
Daarnaast vertelt hij van zichzelf en lezenswaardig over zijn begrip van onze doopsgezinde wereld. Wij citeren zonder nader commentaar:

Ik heb de e-mail ontvangen, zoals u uit deze beantwoording kunt zien. Ik heb ook de .pdf gezien en mijn complimenten voor uw werk. Dat zal veel bezoekers interesseren.
Twee kleine toevoegingen:
u schrijft dat de Zuiderbuurt in 1790 een landweg was, wat wel zal kloppen. Maar die was (volgens pagina 42 van De Geschiedenis van Smallingerland, De Tille, 1976, ISN 9070010488) wel bestraat.
– en wat de stoofjes betreft, misschien hebben mijn opa en zijn opa, de koster Teije (van) Veen, die gevuld met turf. Of kan dat niet? Teije (van) Veen plaatste als koster namelijk meerdere advertenties in de Dragster Courant voor een offerte van turf, maar dat kan ook voor andere doeleinden zijn geweest.
Mag ik nog een tip geven?
Hier en daar lezend in boeken en bronnen heb ik begrepen dat de doopsgezinden aanvankelijk werden vervolgd. Toen die vervolging voorbij was (wanneer?) mochten zij nog steeds niet deelnemen in het openbaar bestuur (wanneer wel?). Als compensatie namen zij bijvoorbeeld deel aan maatschappelijk activiteiten als de vrijwillige brandweer, zoals mijn betovergrootvader Teije (van) Veen (1822-1807) die volgens de Dragster Courant in de jaren zestig van de 19e eeuw werd toegelaten/benoemd in Spuit-1 in Smallingerland. Uit die compensatie blijkt hoezeer de doopsgezinden verantwoordelijke en geen wrokkige burgers waren.
Opvallend is ook dat doopsgezinde gemeente niet heeft geprofiteerd van de spectaculaire groei van Drachten. Hoe kan dat? Een historisch artikel hierover op uw website zou veel begrip van buitenstaanders wekken voor doopsgezinden. Als uw voorganger een universitaire opleiding heeft genoten, kan deze de informatie waarschijnlijk verschaffen. Anders moet er in Nederland wel iemand zijn die dit kan schrijven. En dit boek kan ook een bron zijn: Blaupot ten Cate, Geschiedenis van de Doopsgezinden in Friesland, 1839.
Ik ben zelf niet gelovig, maar heb in de jaren vijftig op de zondagsschool van de doopsgezinde kerk in Drachten gezeten. Wat ik me herinner is hoe vriendelijk en weinig moraliserend de veel oudere (meestal vrouwelijke) begeleiders waren, terwijl de jaren vijftig toch aan elkaar hing van moraliserende en vermanende mensen. Doopsgezinden herinner ik mij als uiterst vriendelijke mensen. Dat moet ergens vandaan komen. Dat zit in het DNA van hun geloof. Zonder daarop te hameren en zonder jezelf op de borst te kloppen, maar door gewoon de geschiedenis van de doopsgezinden te vertellen, zal dat beeld naar voren komen.
Als u de kans krijgt zou u misschien ook een uitgebreider stuk kunnen schrijven over het ontstaan van uw kerkgemeenschap in Drachten (maar misschien bent al bezig). Ik vermoed dat de gemeenschap in Selmien-Ureterp is begonnen (in boerenschuren), omdat men daar in het geheim bijeen kon komen of was dit meer praktisch? Later heeft men volgens mij in Drachten-Zuid een pand gehad even ten zuiden van de Ambachtsschool voordat men zich uiteindelijk in 1790 in twee naburige panden in de Zuiderbuurt (achter een muur?) kon vestigen. Allemaal prachtige feiten over hoe men langzaam geaccepteerd werd. (Pand ten zuiden van de Ambachtsschool gekocht in 1641 (??red) voor 325 goudguldens. Zie: Smellingera-land, 1641-1941, Laverman Drachten, deel 2, pagina 403. Dit boek vermeldt op bladzijde 406 meerdere boeken over de doopsgezinden in Drachten!).
Ik heb mijn familiegeschiedenis uitgezocht en kan niet aan de indruk ontkomen dat de doopsgezinden bewust een partner in de kerkgemeenschap zochten. En ook elkaar hielpen. Toen mijn betovergrootvader Fokke (van) Veen (1850-1922) in Holwerd weduwnaar werd, kwam hij met vier kinderen terug naar Drachten. Volgens mij werd hij in de doopgezinde kring opgevangen met een baan als bakkersknecht (en oppas voor zijn kinderen, denk ik).
Verder, ik zag [iets over de familie Durksz]. De moeder van mijn doopgezinde oma Martje Rinsema (Ureterp 1887- Drachten 1984) was Alida Durksz (1859-1928), van wie ik de familiegeschiedenis heb gevonden en deels heb aangevuld op de website FamilySearch. Deze website is gratis in tegenstelling tot de dure genealogie-sites MyHeritage en Ancestry. FamilySearch is van de Mormonen en gratis, omdat zij willen dat iedereen herinnerd blijft. Zij leggen geen enkele link met hun geloof. De opbouw van de site is historisch verantwoord, omdat elke stap met onderbouwing van feiten moet geschieden. Dat is niet zo moeilijk sinds Friesland met http://www.allefriezen.nl
.